Componist Bram Van Camp: “Muziek is voor mij nooit een achtergrondgeluid”

Componist van hedendaagse muziek Bram Van Camp had als kleine jongen twee cassettespelers in huis. Ging daar een bandje met klassieke muziek in, dan hoorde hij meteen een verschil. “De ene speelde een tikje trager, en dus klonk hij lager dan de andere”, vertelt hij. “Wellicht heb ik zo ontdekt dat ik een absoluut gehoor heb, want ik was de enige in huis die dat opmerkte. Die moeten we niet hebben, dacht ik. Die klinkt verkeerd…

dezeIn het ouderlijk huis van Bram Van Camp werd veel gezongen en muziek gemaakt. “En toen ik 8 was, ben ik viool beginnen spelen”, vertelt hij. Al snel begon hij zelf stukjes muziek te schrijven. “Iedereen heeft al eens een melodietje dat hij niet uit zijn hoofd krijgt. Dat is vergelijkbaar met een componist die voor het eerst iets bedenkt: je hoort iets in je hoofd. Daar ga je dan mee verder. Je fantasie slaat op hol en het muziekstuk ontwikkelt zich langzaam maar zeker.” Het grote doel van componeren is om de muziek in je hoofd ook in realiteit te kunnen horen. “The proof of the pudding is in the eating: als ik een orkest mijn muziek hoor spelen, ben ik gelukkig. Hoewel zo’n uitvoering superspannend is voor een componist, bestaat er niets mooiers dan te merken dat muzikanten die je erg waardeert je muziek graag spelen en erin geloven.”

Absoluut versus relatief
Dankzij de kapotte cassettespeler ontdekte Bram van Camp hoe goed hij tonen kon horen en dat kwam van pas als hij viool speelde, maar verder stond hij er niet echt bij stil. “Pas toen ik op 18 naar het conservatorium trok, merkte ik dat niet al mijn medestudenten zo’n gehoor hadden. Voor een componist of muzikant is het natuurlijk erg handig om onmiddellijk een naam op een klank te kunnen plakken. Je hoort in een concertzaal een toon en je weet: het is een do of een mi. Maar ook de sirene van een ambulance herken je meteen als bijvoorbeeld een si en een sol. Als iemand met een stoel schuift, kan je er een toon op plakken. Zelfs als iemand een wind laat, kun je dat”, lacht hij. “Er zijn ook klanken zonder toon – de ruisklanken. Met een klap in de handen kan een absoluut hoorder bijvoorbeeld niets beginnen.”

Veel belangrijker voor een muzikant dan het absolute gehoor, is echter het relatieve. “Dat is de mogelijkheid om de relatie tussen tonen te herkennen. Je hoort een toon, weet niet welke het is, maar je hoort vervolgens een andere toon ernaast en weet dan wel dat ze samen een terts, een kwint of een kwart vormen. Dat gehoor kun je aanleren.” Er zijn muzikanten die zich zozeer op hun absolute gehoor beroepen, dat ze het relatieve verwaarlozen. “Zij zullen wellicht nooit grote muzikanten worden, want het relatieve gehoor is juist essentieel om de structuur van een muziekstuk te begrijpen.”

Volle aandacht
Veel mensen gebruiken muziek als behangpapier: de radio staat op, maar echt luisteren doen ze niet. Bij Bram Van Camp thuis gebeurt dat nooit. “Zodra ik muziek hoor, gaat al mijn aandacht ernaartoe. Muziek kan nooit zomaar een achtergrondgeluid zijn.” Vandaar dat stilte ook zo belangrijk voor hem is. “Als ik componeer, kan ik ’s avonds ook niet naar een concert gaan of zo. Ik zit zo diep in de muziek in mijn hoofd, dat ik mijn aandacht niet aan andere muziek kan geven. En als dat toch eens gebeurt, kost het me achteraf heel veel moeite om weer naar mijn eigen stuk te switchen.”

www.bramvancamp.com

Dit artikel verscheen eerder – en in lichtjes andere vorm – in Lapperre magazine. De foto is van fotograaf Filip Claessens.


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s