Vanavond zendt de VRT de tweede aflevering van het nieuwe programma van Wim De Vilder uit. In de drie afleveringen van Over vijf jaar probeert de journalist de tijdgeest te vatten. Wat typeert onze dagen? Wie had de gebeurtenissen en thema’s zien aankomen? Hoe hard is de wereld de afgelopen vijf jaar veranderd en wat is hetzelfde gebleven?
Enkele maanden geleden interviewde ik Wim De Vilder en zijn vader Herman voor een uitgebreid artikel in RandKrant (verschenen in november 2015). We hadden het toen ook kort over het programma:
In 2010 heeft Wim De Vilder zeven vooraanstaande Vlamingen uitgebreid geïnterviewd. De hoofdvragen? ‘Hoe denk je dat je eigen leven, je omgeving en dat waarmee je bezig bent, er in 2015 uit zal zien? Hoe zal de wereld evolueren?’
‘Vijf jaar geleden hebben we daarvan niet meer dan heel korte fragmenten uitgezonden. De rest hebben we achter slot en grendel gestoken’, legt Wim De Vilder uit. ‘Dit jaar zoeken we die zeven opnieuw op en bekijken we of alles gelopen is zoals ze verwacht hadden.’
Rudi Vranckx liet zijn licht schijnen over de wereldconflicten en waar hij dacht dat die in vijf jaar naartoe zouden leiden. Monseigneur Léonard heeft het over de Kerk, Goedele Liekens over privacy, relaties en het schoonheidsideaal. Wouter Vandenhaute – die vijf jaar geleden nog geen eigen zender had – spreekt over de media. ‘Voorts spraken we met Alexander De Croo, toen vers voorzitter van Open VLD, nu vice-premier; met Marleen Temmerman, toen nog senator en verloskundige in Gent, die nu naar de Wereldgezondheidsorganisatie is overgestapt, en met advocaat Jef Vermassen, die in de tussentijd nog een aantal grote processen heeft gevolgd.’
‘Beweerde hij in die tijd trouwens niet dat hij de riem wat zou afwerpen?’ meent vader Herman De Vilder zich te herinneren.
‘Klopt’, lacht Wim. ‘Dat is absoluut een constante in het programma: als ik vroeg wat ik hen voor over vijf jaar mocht toewensen, zeiden ze alle zeven: een rustiger leven. En daar hebben ze geen van allemaal iets aan gedaan.’
Het is duidelijk dat Wim De Vilder veel plezier heeft beleefd aan het maken van het programma. ‘Een aantal dingen veranderen op vijf jaar tijd blijkbaar heel weinig, andere zijn juist razendsnel geëvolueerd. En het viel me tijdens de opnames vooral op dat verscheidene personen de tijdgeest vrij goed hebben kunnen vatten.’
Dit jaar interviewde De Vilder opnieuw zeven personen, en opnieuw gaan hun gesprekken vijf jaar lang de kast in, om er pas voor Over vijf jaar, editie 2020, weer uit te komen.
De hoofdbrok van het dubbelinterview ging natuurlijk over heel andere dingen. Ik herneem ook die tekst hieronder.
Wim en Herman De Vilder: ‘Onze karakters lijken op elkaar’
Wim De Vilder kent iedereen als sympathieke en charismatisch presentator van het VRT-journaal. Zijn vader Herman stond jaren in het onderwijs, schreef artikelen, kunstboeken, liedjes, ja zelfs enkele scenario’s voor het legendarische feuilleton Schipper naast Mathilde, en is een van de stuwende krachten achter de promotie van de School van Tervuren en het museum Hof van Melijn. ‘Vroeger was Wim mijn zoon, nu ben ik zijn vader, als je begrijpt wat ik bedoel’, zegt Herman met een kwinkslag.
Uiterlijk lijken vader en zoon niet bijzonder veel op elkaar, vinden ze. Maar ze horen geregeld dat hun karakters wel erg gelijk lopen. ‘We hebben een bepaalde manier van doen met elkaar gemeen’, vindt Herman De Vilder. Wim: ‘We hebben dezelfde interesses en de weinige talenten die we hebben, liggen ook in elkaars verlengde’, lacht hij.
‘Onze verstrooidheid delen we ook. En het altijd bezig zijn.’
Wim beaamt: ‘Mijn vader heeft ongelooflijk veel energie en dat herken ik inderdaad bij mezelf.’ Zo kunnen ze nog een tijd doorgaan. Taal, muziek, theater, schilderkunst, actualiteit, reizen… ‘Vroeger gingen we met het gezin al geregeld op reis’, vertelt Wim De Vilder. ‘Ik herinner me vooral onze reizen naar de historische kunststeden in Italië, of die naar Joegoslavië, lang voor de oorlog in de regio.’
Herman: ‘En de laatste jaren reizen we weer af en toe samen. We zijn bijvoorbeeld naar Istanboel gegaan, en binnenkort trekken we naar Londen. Ik vind dat heel fijn, die jonge mannen die zeggen: Ma, pa, we zijn nog eens weg! Vroeger was ik de organisator, nu heeft Wim het overgenomen.’
‘Ik zoek het liefst wat minder evidente landen en regio’s op’, zegt die, ‘zoals het Midden-Oosten. Nieuwsgierigheid naar wat er rondom je gebeurt, is een noodzakelijke basis voor een journalist. Vaak biedt het immers nieuwe inzichten, het relativeert bepaalde dingen, plaatst iets in een nieuwe context. Een journalist kan niet breed genoeg kijken. Ik ben me er ook van bewust dat bepaalde regio’s vrij eenzijdig in beeld komen, zeker als het gaat om geweld en hongersnood. Ik trek dan graag naar zo’n gebied om voor mezelf dat beeld bij te stellen. Ethiopië is daarvan een goed voorbeeld. De meeste mensen – en zeker wie al wat ouder is – denken bij dat land nog automatisch aan de beelden van de hongersnood in de jaren 80. Vandaag kun je je nog steeds ernstige vragen stellen bij het regime dat er aan de macht is, maar economisch gaat het Ethiopië voor de wind. Grappig genoeg is het ook een heel groen land, vooral de noordkant, dan. De hongersnood is lang vervlogen tijd, maar toch blijft die reputatie hangen.’
Het unieke licht van Tervuren
De De Vilders wonen al enkele generaties in Tervuren. Herman: ‘Mijn grootvader was hovenier. Hij kwam uit Oost-Vlaanderen, maar kreeg de kans om in Tervuren een groot domein van graaf de Grunne aan te leggen. ‘Mijn vader – de grootvader van Wim – was toen 15’, vertelt hij. ‘Hij is nog even naar Oost-Vlaanderen teruggegaan om mijn moeder te gaan vinden, die een vriendin was van zijn zus. Zo is zij uiteindelijk ook in de streek terechtgekomen. En sindsdien zijn de De Vilders Tervurenaren.’ De volgende generatie is dan wel uitgezwermd naar de streek rond Leuven, maar Wim is alleszins niet uit de gemeente weggetrokken omdat hij ze geen warm hart toe draagt. ‘Toen mijn man – op dat moment nog mijn partner, want we waren nog niet getrouwd – en ik een huis wilden kopen, bleek Tervuren gewoon heel erg duur voor ons. Aangezien Stefaan van Leuven afkomstig is en we heel veel vrienden hebben in de buurt, was die stad een logische keuze voor ons. Ik kom wel nog bijna wekelijks bij mijn ouders over de vloer’, zegt hij. ‘Ze wonen zo ongeveer tussen het Zoniënwoud en het park van Tervuren: een prachtige, groene omgeving. Als kind besef je niet wat een voorrecht het is om in zo’n buurt op te groeien, omdat je het vanzelfsprekend vindt. Het is pas achteraf dat je er echt oog voor krijgt. Momenteel is het park van Tervuren mooier en groter dan ooit. Ik ga er dan ook graag af en toe een rondje lopen.’
Herman De Vilder: ‘Auteur Marguerite Yourcenar schreef na een bezoek aan de familie de Ribaucourt ooit dat ze heel goed begreep waarom zoveel schilders in Tervuren willen werken. Ze vond dat het licht er uniek is. Als Tervurenaar zie je het wellicht zelf niet zo goed, maar er moet iets van aan zijn.’ Zelf heeft hij vooralsnog geen plannen om de gemeente te verlaten. ‘Mijn vrouw en ik hebben ons ooit voorgenomen om als we ouder werden ons huis te verkopen en iets compacters te zoeken in Leuven. Het plan was toen om dichter bij theater en musea te zitten, maar we hebben het nooit doorgevoerd. We zitten hier goed: er valt altijd wel iets te beleven. Neem nu de tentoonstelling Stars & strips, die nog tot 17 januari loopt in Galerij KIT: een hele expo rond strips en cartoons over Tervuren.’
‘Niet wat het lijkt’
Het gesprek komt op kunst terecht. In de Leuvense woonkamer van Wim De Vilder hangen een paar opvallende hedendaagse schilderijen. ‘Wims liefde voor kunst is ongetwijfeld bij mij begonnen’, zegt Herman De Vilder, die onder meer geschiedenis, Frans en Nederlands, woordkunst en dramatische kunsten studeerde, een carrière in het theater én bij de radio links liet liggen en het onderwijs in ging. In 1967 zag hij in het Afrikamuseum een uitzonderlijke tentoonstelling over de School van Tervuren. Als liefhebber van het impressionisme was zijn nieuwsgierigheid onmiddellijk geprikkeld: De Vilder dook in een gepassioneerd onderzoek dat bijna 50 jaar later nog altijd aan de gang is. ‘De School van Tervuren is een groep schilders die tussen 1860 en 1900 in onze streek heeft geschilderd. Voor 1967 wisten wij niet dat Tervuren zo’n belangrijke rol had gespeeld in de schilderkunst – die passage was nagenoeg vergeten geraakt.’ Kort nadien beslisten De Vilder, wijlen Maurits Wynants en een handvol anderen tussen pot en pint om de School van Tervuren uit de vergetelheid te halen. ‘De stroming bleek veel belangrijker dan ik voor mogelijk had gehouden’, vertelt hij. ‘Deze schilders hebben als eersten hun ateliers verlaten, de oude, strikte regeltjes overboord gegooid en zijn in de vrije natuur gaan schilderen. Wat zij deden is later geëvolueerd tot het impressionisme, dat vooral in Frankrijk belangrijk is geworden met Monet, Manet, Pissaro, Renoir… In onze contreien is het uitgemond in een ander type impressionisme, namelijk dat van de weersomstandigheden. Bij de Franse impressionisten lijkt het of het altijd schitterend weer was. Hier bij ons niet: een Guillaume Vogels en Lucien Frank schilderen ook het slechte weer. Dat, plus het realisme van de natuur, de kleuren, het licht, de omgeving, maakte hun werk erg bijzonder.’
‘Wie is eigenlijk je favoriete schilder uit de School van Tervuren?’ wil Wim weten. Zijn vader hoeft niet lang na te denken. ‘Dan kies ik toch voor Lucien Frank’, antwoordt hij, ‘Zijn werk is zeker zo sterk als dat van een Emile Claus. Het leunt ook het meest aan bij het impressionisme: hij heeft er zo’n beetje zijn eigen vorm van bedacht.’
Herman De Vilder legt uit hoe hij vroeger zijn twee zonen meesleepte naar musea en tentoonstellingen. ‘Maar ik zei ze ook dat zij, als jonge gasten, niet naar de 19de-eeuwse kunst moesten teruggrijpen. Ik probeerde ze wat meer in de richting van de hedendaagse kunst te schuiven.’
Als Wim De Vilder één favoriete stroming uit de hele kunstgeschiedenis moet pikken, dan noemt hij ogenblikkelijk de Cobrabeweging uit de jaren 50 van de 20ste eeuw. ‘Appel Corneille, Alechinsky… Ik droom er wel van om ooit een werk van een van hen te kunnen kopen. De vrolijkheid die van veel van die werken uitgaat, spreekt me aan. De felle kleuren, de uitbundigheid. Maar als je dan naar de dieperliggende betekenis gaat kijken, is die vaak helemaal niet zo positief. Cobra is niet altijd wat het lijkt.’
‘Vergeet ook Dotremont niet, hè’, voegt Herman toe. ‘Ook een Tervurenaar. We hebben afgelopen zomer op de Grote Markt nog een van zijn logogrammen laten plaatsen: zwart op een witte gevel, recht tegenover zijn geboortehuis. Daarmee zouden we graag nog doorgaan. Stel je voor: een gevel met een mooie tekening van Hippolyte Boulenger, boegbeeld van de School van Tervuren, of iets van Somville, ook iemand die in Tervuren heeft gewoond en gewerkt. We hebben nog een aantal gevels die we ervoor zouden kunnen gebruiken, hoor’, lacht hij, ‘maar zulke projecten zijn een kwestie van centen. En daarvoor beleven we momenteel niet de beste tijd…’
Onderwijsmicrobe
We bomen nog wat door over dingen die vader en zoon gemeen hebben. En vrij snel komen ze bij de onderwijsreflex. Hoewel Wim die carrièreoptie nooit echt heeft overwogen, moet hij toegeven dat het gen hem niet vreemd is. Herman: ‘Ik heb ooit nog Nederlandse expressie gegeven: interviewtechnieken, presentaties, dat soort dingen. En dat zet Wim nu in zekere zin voort.’
‘Klopt’, zegt die. ‘Vooral binnen de VRT geef ik geregeld opleidingen: presentatietrainingen, training van reporters-ter-plaatse, enzovoort. Die onderwijsmicrobe zit er ergens toch echt in. Uiteindelijk mag ik als nieuwsanker de mensen toch ook diets maken wat er die dag in de wereld is gebeurd en er wat context bij geven. Dat gebeurt in het Journaal natuurlijk niet met het belerende vingertje, maar dingen verhelderen ligt toch niet heel ver van onderwijzen vandaan.’ De roep van de media klonk voor Wim De Vilder echter altijd sterker. ‘Vrienden vertelden me dat we vroeger zelfs nieuwsbulletins schreven en inlazen op cassette. Zelf ben ik dat vergeten, maar blijkbaar zat die interesse er toch al vroeg in. Ik ben dan rechten gaan studeren, wel altijd met het idee om er nadien nog communicatiewetenschappen bij te nemen. Toen ik beide studies afgerond had, had ik drie opties: ik kon aan de slag als assistent aan de universiteit van Gent, ik kon naar de balie of ik kon bij de VRT beginnen, waar ik stage had gelopen. Ik koos voor de VRT: niet echt een moeilijke keuze – radio en vooral televisie was waar mijn hart lag.’