Twee mensen wachten op een bus. Een man en een vrouw. Ze kennen elkaar niet. Ze zitten, ze wachten, ze zijn. Onze Koen is een stuk over liefde en kinderen krijgen, over proberen, ploeteren en geen idee hebben van hoe het allemaal moet. Peter De Graef schrijft en regisseert. Tania Van der Sanden en Lucas Van den Eynde spelen. In een voorstelling met die drie namen op de affiche ligt humor onherroepelijk op de loer.
‘Natuurlijk wordt het een grappig stuk’, zegt Peter De Graef. ‘Ik heb het geschreven, dus het kan moeilijk anders. Een loodzwaar, ernstig stuk schrijven, lukt mij niet.’ Dat wil nog niet zeggen dat de voorstelling geen doodernstige basis heeft. ‘De personages zijn twee volstrekt kapotte mensen’, legt hij uit. ‘Ze zitten helemaal vast, zijn gefrustreerd, weten niet hoe ze met zichzelf of anderen moeten omgaan. Ze slagen er aanvankelijk maar net in om niet te sterven, zeg maar.’ De personages zijn rasechte zielenpieten, en laat zielenpieten op het toneel zetten nu net het handelsmerk van Peter De Graef zijn. ‘Zulke personages zijn interessant, omdat ze reden hebben om alles op te geven. Desondanks proberen ze door of met elkaar weer recht te krabbelen.’ Uitgerekend die twee mensen ontmoeten elkaar, daar aan de bushalte. En dan komt er liefde in het spel. Veel meer wil de auteur over zijn verhaal niet kwijt: ‘Het zou het stuk voor het publiek verknoeien’, vindt hij. ‘Maar verwacht een bizar verhaal in een verre van realistische context. Ik wil nu eenmaal geen documentaire maken, ik maak drama. Het gaat me vooral om het gevoel dat mijn verhaal naar boven werkt.’
Wonderlijke werkelijkheden
Van der Sanden en Van den Eynde staan verloren in een opvallend leeg decor. Peter De Graef: ‘Er is niets dan hun woorden. Enkel met tekst en spel zetten ze de verbeelding aan het werk en toveren ze allerlei wonderlijke werkelijkheden te voorschijn. Dat is het theater waar ik van hou.’ Het voortdurende, zuigende niets waar we als mensen allemaal inzitten en waar we zo moeilijk mee om kunnen, wordt op die manier hun tegenspeler. ‘De beste voedingsbodem voor hilarische humor is en blijft de ernst. Mijn stukken zitten altijd op het scherp van de snee tussen die twee: ja, de basis is ernstig – zó ernstig zelfs dat je je afvraagt of je er wel om mag lachen. Mensen springen van bruggen om dit soort materiaal. Maar tegelijk is het zo herkenbaar en absurd dat je er wel om móét lachen. Noem het de bevrijdende lach van het inzicht – die ken ik ook heel goed uit mijn privéleven. Je kunt iets heel serieus nemen, maar plotseling besef je dat je gedachten zijn vastgelopen in een contextje. Zodra je je daar bewust van wordt, schiet je er bovenuit: je wordt als het ware boven het leven uitgeknepen, en je slaagt erin om het grotere plaatje te zien. Daarop volgt de bevrijdende, geruststellende lach: Godzijdank! Mijn zorgen zijn niet absoluut! Ze bestaan alleen maar omdat ik ze veel te veel gewicht toeken! Dat is een verhaal dat ik eindeloos wil vertellen.’
Dit artikel verscheen ook in RandKrant, februari 2016.