Het meisje en de trein

COLUMN in De Standaard – reeks ‘De revisie’

Ik was acht jaar, misschien tien. ‘Kom,’ zeiden mijn ouders, ‘we gaan naar een museum.’ Ik liet mijn poppen liggen op het Perzische tapijt dat figureerde als decor voor mijn fantasieën en vertrok. Misschien klopt dat niet en was het een boek, of vertrokken we niet van bij ons thuis naar Brussel, maar waren we met vakantie aan zee. O, heerlijk ­falend geheugen.

Een museum, dacht ik, met een mix van opwinding en tegenzin. Wat zou dat geven? Ik wist dat musea Heel Belangrijk waren. Dus voelde ik mij ook Een Beetje Belangrijk omdat ik erheen zou gaan. Maar Heel Belangrijk was soms ook Dodelijk Saai en dus slechter dan lekker blijven spelen. Ik hoopte vurig dat ik belangrijke dingen van de juiste soort zou zien.

Ik herinner me dat ik eerst wat onbegrijpelijke en rare dingen zag. Waren het schalen met fruit waarvan ik niet snapte waarom een schilder zoiets banaals afbeeldde? Portretten van mensen die al lang dood waren en opmerkelijk stuurs keken? Was het een overvloed aan blote dames van wie ik me afvroeg waarom ze hun kleren hadden uitgedaan? Ik zuchtte een beetje – heel zacht, want dat hoort niet in een museum.Dat hypnotiserende avondlicht, het laatste stukje dag dat rest. Het kleine meisje buiten het doek kon niet stoppen met kijken

Maar opeens gebeurde het. ‘Kijk’, zei mijn vader. ‘Een trein!’ En ja: een trein! Een mooie! Een trein en een meisje! Pas veel later besefte ik dat ik die dag voor het eerst een schilderij van Paul Delvaux had gezien. En dat het iets had teweeggebracht.

Misschien zag ik Avondtrein in het Museum voor Schone Kunsten in Brussel. De flinterdunne maansikkel, de sporen, het meisje dat naar de trein kijkt: een klein figuurtje met een lichtblauw jurkje op de rand van het paneel, weggedraaid van de bezoeker. Haar hand wijst subtiel naar de trein, waar ze niet bij kan komen: ze staat aan de verkeerde kant van het hek.

Misschien bezochten we het Paul ­Delvaux Museum in Sint-Idesbald en zag ik Station in het bos. Een stoomtrein. Twee kleine meisjes met kanten kragen, de rug volledig naar de toeschouwer gekeerd. Ook zij zullen niet opstappen, hoelang ze ook hopen – ook zij staan bij een hek. En dan dat hypnotiserende avondlicht achteraan tussen de bomen, het laatste stukje dag dat rest. Het kleine meisje buiten het doek, de rug naar haar ouders gekeerd, kon niet stoppen met kijken.

Station in het bos: onmogelijk te stoppen met kijken. Foundation Paul Delvaux / sabam 2021

Jaren later was ik opnieuw op een tentoonstelling. Het gebeurde wel vaker in die dagen: ik hield ervan door de zalen te dwalen tot een werk mijn blik ving en niet meer losliet. Dat gevoel van iets gevonden te hebben, weet je wel? Bij het binnenkomen van ik-weet-echt-niet-meer-welke zaal ving één schilderij mijn oog. Het licht trok me aan. Een mysterie, iets van poëzie. ­Onwillekeurig moest ik denken aan treinen en meisjes en wachten op wat niet komt. Nochtans stond er geen trein op het werk. En ook geen kind. Meneer Delvaux, dacht ik. Wij hebben elkaar eerder ontmoet.

Recenter zag ik al van ver Het ijzertijdperk hangen. De herinnering is scherp. Een naakte vrouw met grote, blauwe ogen staart dromerig voor zich uit. Haar hand reikt voorzichtig naar iets onbestemds buiten de lijst. De marmerwitte huid contrasteert prachtig met de nachtlucht achter haar en met de trein die waarschuwend een rood signaal opsteekt. O ja, meneer Delvaux, dacht ik. Ik blijf u zo graag ­tegenkomen.

De revisie: in de zomer herbekijken/beluisteren/lezen journalisten van De Standaard een film, serie, plaat, kunstwerk of boek en beoordelen we of die na al die jaren overeind blijven.


Plaats een reactie