Met Drie zusters keert actrice Alice Toen terug naar haar roots
Alice Toen stond vijfenvijftig jaar geleden mee aan de wieg van het Mechels Miniatuur Theater (nu: ’t Arsenaal). Met haar rol in Drie zusters keert de actrice terug naar haar roots. ‘Hoewel ik het de laatste tijd zo al erg druk heb, wou ik deze voorstelling toch doen. Na zoveel jaar is het natuurlijk heel speciaal voor mij om nog eens in het vroegere MMT te spelen’, zegt ze.
In de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw was het theater niet de meest vanzelfsprekende beroepskeuze. Al helemaal niet voor een meisje. ‘Mijn zus en ik speelden toneel, we zongen en ik speelde daarbij gitaar. We waren verzot op het podium. Maar onze vader vond dat wij talen moesten kennen, en dus studeerden we steno-dactylo Nederlands, Frans, Engels en Duits. Ik heb aan die studie een paar toffe jobs overgehouden. Ik heb nog gewerkt voor het Engelse leger – vertaalwerk, correspondentie, contacten met Belgen in Engeland: heel interessant. Daarna was ik secretaresse voor een scheepvaartmaatschappij in Temse. Ik ging met de patron mee als hij zijn boten ging bezoeken, ook in het buitenland. Het was prachtig, afwisselend werk.’ Maar de theaterkriebel was hardnekkig. Bij Luc Philips volgde Alice Toen een conservatoriumopleiding voor werkende mensen. De lessen en repetities vonden ’s avonds en in het weekend plaats. In 1956 studeerde ze af, een periode waarin het kamertheater volop opkwam als reactie tegen de vastgeroeste en al te hiërarchisch gestructureerde grote theaterhuizen uit die tijd. ‘Met onze klas besloten we ook een theatertje op te richten. We konden terecht in een kleine opslagplaats van brouwerij Lamot’, vertelt de actrice. ‘Boven speelden we, beneden hadden we een café waar we inkomsten uit haalden. Omdat dat eerste zaaltje zo piepklein was – vier meter bij vier – stelde Leo Van Horenbeeck voor om het Mechels Miniatuur Theater te dopen.’ Na een paar jaar volgde Alice Toen Luc Philips op als directeur van het MMT. ‘Och ja’, relativeert ze. ‘Directrice… wat stelt dat voor bij zo’n klein theater? Ik moest vooral de teksten kiezen, vertalingen maken, een beetje zorgen dat ik alles in goede banen leidde. Maar in zekere zin is Michael De Cock, die nu artistiek leider is van ’t Arsenaal, een van mijn opvolgers.’
Toch ging Alice Toen niet onmiddellijk op de rol in. ‘Ik heb het de laatste tijd erg druk’, legt ze uit. ‘Ik speel Madeleine in thuis, een vrouw met Alzheimer. En intussen heb ik al meer dan negentig voorstellingen van mijn monoloog Charlotte gespeeld. (…) Met al die activiteiten op haar programma vond Alice Toen dat ze op haar 86ste eigenlijk voldoende werk had. ‘Ik wierp op dat ik al die verre reisvoorstellingen niet meer zag zitten. Maar Michael De Cock is iemand die zijn zin doordrijft. Hij vond voor al mijn bezwaren een oplossing. Zo neemt Hilde Van haesendonck een aantal van de reisvoorstellingen voor haar rekening en krijg ik logies in Mechelen gedurende de repetitie- en speelperiode in ‘t Arsenaal. Dus uiteindelijk kon ik niet meer weigeren’, lacht ze. ‘Ik ben heel benieuwd, want ik heb nog niet eerder met Michael gewerkt. Hij is iemand met een eigen visie, een eigen manier van werken. Dat zal voor Drie zusters niet anders zijn. En nog eens een Tsjechov spelen is op zich ook al interessant, natuurlijk. Ik heb vroeger in de KVS al eens een voedster gespeeld in Tsjechovs Oom Wanja. In Drie zusters speel ik een vergelijkbare rol, zeker niet de grootste uit het stuk, dus, dat vooral draait om de verzuchtingen van drie zussen die verlangen naar een boeiender leven in de stad, maar die hun illusies één voor één zien verdwijnen.’
Meer lees je in het januari-februarinummer van Staalkaart.
Première 16 februari, ’t Arsenaal, Mechelen.
www.tarsenaal.be